Paarden zijn dieren die nog dicht bij de natuur staan, ondanks dat ze al eeuwen leven onder invloed van de mens. En dat zie je dagelijks terug in gedrag en behoeften. Zo is een paard een kuddedier, een prooidier, een vluchtdier, een planteneter, een gewoontedier en een dier dat veel beweegt en kleine porties gedurende de dag eet. Laten we deze eigenschappen van paarden eens nader bekijken.
Kuddedier
Paarden leven van nature in groepen. In het wild zijn er verschillende groepen: familiegroep of harem, gemengde groep, vrijgezellengroep (bachelors) en solitair levende dieren. Paarden hebben sterkte familiaire en vriendschappelijke banden hun kuddegenoten. Het zijn hele sociale dieren. Vaak zie je paarden ook groomen (schoftje krabbelen), omdat ze sterke behoefte hebben aan die fysieke connectie.
In iedere groep is een leidmerrie. Zij leidt de kudde letterlijk naar betere graasplekken, water of schaduw. Vaak is zij een oudere merrie met veel ervaring, die rust uitstraalt en vertrouwen geeft. Er is overigens nooit 1 leidende merrie in een kudde. Elk dier in de kudde kan op een bepaald moment besluiten om ergens heen te gaan. Alle paarden beslissen dan samen of dit een goed idee is of niet. Als de meerderheid volgt, zal de gehele kudde volgen. Volgt de minderheid, dan zal de kudde blijven waar ze zijn (onderzoek prof. Krüger).
Om een kudde goed te laten functioneren, heerst er een rangorde. Deze rangorde is afhankelijk van de context en kan dus verschillen aan de hand van de situatie en motivatie. Toch is de rangorde in grote lijn wel vast en staan er bepaalde paarden hoger of lager in rang. Dit zorgt namelijk voor rust en stabiliteit in de kudde. Deze rangorde wordt duidelijk gemaakt via dominant gedrag. Vaak is dit heel subtiel. Bij teveel discussie, zou er namelijk meer chaos in de groep zijn, wat weer meer energie kost. En de energie moet juist gespaard worden, want bij dreigend gevaar moeten de dieren in de kudde fit genoeg zijn om snel te kunnen vluchten.
Prooidier
Prooidieren zijn de oorspronkelijke voedselbron van de wolf, wilde kat en bunzing (voorvader van de fret). Prooidieren bevatten alles wat een carnivoor nodig heeft, in de juiste verhoudingen, spiervlees, bot, orgaan en ruwe vezel (vacht of veren). Ook paarden zijn van oorsprong prooidieren. Het huidige wilde paard heeft nog maar een aantal natuurlijke vijanden, als je de mens niet meetelt: de wolf en de (berg)leeuw.
Prooidieren moeten alles kunnen overzien. Prooidieren hebben het vermogen om stil te staan en zich niet te verroeren als er gevaar dreigt. In zo'n situatie moet je alles kunnen overzien. Paarden, maar ook schapen, geiten en herten, kunnen dankzij hun horizontale pupillen opzij kijken zonder hun hoofd te bewegen. Het blikveld bestrijkt bijna 360 graden. En ook de plaatsing van de ogen is belangrijk. Om een zo groot mogelijk gezichtsveld te hebben is het belangrijk dat de ogen zo ver mogelijk naar de buitenkant van het hoofd worden geplaatst (het nadeel is dat je minder goed de diepte/afstand kan inschatten). Daarom staan de ogen van een paard aan de buitenzijde en die van roofdieren juist aan de voorzijde van het hoofd. Voor roofdieren is het namelijk niet belangrijk om te zien wat er achter hun gebeurt, maar moeten zij een inschatting kunnen maken van de afstand van hun prooi.
Vluchtdier
Omdat een paard een prooidier is, is het ook een vluchtdier. Het allereerste instinct bij gevaar is dan ook heel hard weg rennen. Een paard kan in een fractie van een seconde vanuit stilstaan overgaan in een keiharde galop en heeft een groot uithoudingsvermogen om dit over een lange afstand vol te kunnen houden. Wanneer het paard niet kan wegvluchten, zal het terugvechten door met de achterhoeven te slaan naar zijn belager.
Herbivoor
Een paard is een herbivoor, oftewel een planteneter. Een paard is voor 80% een grazer en 20% een browser. Dat wil zeggen dat het zich voor 80% voedt met voer op de grond, zoals gras en kruiden. Maar voor 20% met voer op of boven kniehoogte, zoals takken, bladeren en zaden. Het spijsverteringsstelsel van een paard is gemaakt op kleine beetjes vezelrijke voeding eten gedurende de dag. Voor onze paarden is het dan ook van belang om constant ruwvoer aan te bieden. Een zware maag maakt moe en minder alert, wat voor een vluchtdier niet handig is. Geef dus nooit grote hoeveelheden krachtvoer in 1 keer.
Gewoontedier
Het paard heeft een sterk ontwikkelde biologische klok. Zo gaan ze vaak op dezelfde tijdstippen drinken, rusten en spelen. Ze houden van routine. Paarden leggen vaak elke dag weer ongeveer dezelfde weg af in hun leefgebied. Jaime Jackson heeft hier onderzoek naar gedaan bij wilde kuddes. Het leefgebied van deze kuddes was groot, maar het onderzoek liet zien dat ze dagelijks of wekelijks dezelfde route aflegden naar eten, drinken en schuilmogelijkheden. Wil je hier meer over weten, dan is lezen van zijn boek Paddock Paradise een aanrader. Hij heeft namelijk het model van het paddock paradise en de inrichting hiervan, gebaseerd op dit onderzoek.
Bewegingsdier
Alle bovengenoemde eigenschappen zorgen ervoor dat een paard gemiddeld rond de 16 uur per dag in beweging is. Tijdens het grazen beweegt een paard hapje-stapje, maar ook tijdens het verplaatsen tussen voer, water en schuilmogelijk kan het paard kilometers afleggen. En natuurlijk wordt er ook veel gespeeld in een kudde, voor rangorde bepaling, maar ook om fysiek sterk te worden en te blijven en natuurlijk de sociale contacten.
Zoveel bewegen is nodig om snel te kunnen vluchten bij gevaar. Door te blijven bewegen worden de gewrichten constant gesmeerd en pezen en spieren goed doorbloed. Daarnaast helpt het ook bij een goed werkende spijsvertering.
Hoewel onze paarden allang niet meer in het wild leven, is hun gestel niet aangepast aan de domesticatie. Wat betekent dat jij als paardeneigenaar de verantwoordelijkheid hebt om je paard zoveel mogelijk in zijn natuurlijke behoefte te voorzien: een stabiele en veilige kudde, passende voeding verspreid over de dag, beweging en routine.