Iedereens die wel eens in Brugge is geweest heeft ze gezien: de koetsen waarmee je een rondrit kunt maken. Dit soort rondritten zijn steeds vaker in het nieuws en niet altijd positief. Hoe gaat dat in Brugge?
De meeste paarden die voor de koetsen staan zijn robuuste types tussen de 1.50 en 1.60m hoog. Ze hebben hard en grof beenwerk, maar zijn duidelijk geen koudbloeden. Ze zien er goed verzorgd uit. Mooi in conditie, de hoeven zijn goed verzorgd, een aantal heeft beenbescherming om en de oortjes staan naar voren. Ook het tuig ziet er goed uit. Voor de mest heeft ieder paard een drollenvanger aan de koets hangen dat 90% van de mest opvangt. De overige mest wordt opgehaald door de schoonmaakploeg van de mestwagen, een initiatief van gemeente en de Brugse koetsiers. De koetsiers betalen de mestwagen, de stad betaalt het personeel.
Een rondrit kost € 70,- en duurt ongeveer een half uur. Er kunnen maximaal 5 mensen per rit meerijden. De koetsier is tevens de gids en vertelt over de bezienswaardigheden die je onderweg tegenkomt. Met koud en natweer krijgen de paarden een waterdichte uitrijdeken op. Vanaf 25 graden krijgen de paarden in de schaduw slobber met elektrolyten die extra zout en mineralen bevat. Ook worden de paarden regelmatig afgekoeld en in de schaduw gezet bij de halteplaatsen. Vanaf 30 graden zijn er geen ritten door de stad. Ieder paard krijgt voldoende rust. Er zijn in totaal zo’n 85 paarden en 13 koetsen inzetbaar voor de rondritten. Iedere koets heeft dus ongeveer 6 paarden die om de beurt de koets trekken. Voor elke dag dat ze werken krijgen ze er twee vrij. Na elke rit krijgen ze een kwartier pauze en ze werken maximaal 8 uur per dag. De laatste rit eindigt bij goed weer om 22.00 uur. Het gebeurt dus de paarden ook in het donker rijden. Uiteraard zijn de koetsen dan voorzien van verlichting en de paarden van reflecterend materiaal.
Jaarlijks krijgen de paarden een apk, waarbij een attest van gezondheid wordt uitgereikt. Zieke of voor de dienst ongeschikte paarden mogen niet ingespannen worden. Daarnaast mag een dierenarts ten allen tijde een paard te onderzoeken. De werktijden, rustperiodes en wat te doen bij warm weer zijn vastgelegd.
Wanneer de koetspaarden niet aan het werk zijn in de binnenstad, verblijven ze in een van de stallen in de directe omgeving van de Brugse binnenstad. Dit zijn verschillende stal, maar op elke stal hebben ze voldoende binnen én buitenruimte en krijgen ze goed eten.
De koetsiers bouwen een hechte band op met de dieren en na hun carrière als Brugs koetspaard genieten de paarden van hun welverdiend pensioen. Tot ze sterven worden ze verzorgd door hun eigenaren.