Wanneer je je verdiept in Fytotherapie (kruidengeneeskunde) gaat er een wereld voor je open. De fytotherapie is gebaseerd op een schat aan kennis en ervaring die wortelt in een heel ver verleden. De mens begon planten te gebruiken door observatie van de dieren die zij om zich heen zagen, door gebruik te maken van het intuïtieve en instinctieve gedrag van deze dieren. Ook bij onze hedendaagse, gedomesticeerde paarden is het oerinstinct qua kennis van planten en struiken nog steeds aanwezig. De hedendaagse Fytotherapie kan helpen ter ondersteuning of ter genezing van kwalen bij paarden. Ook zien we tegenwoordig steeds meer dat paardeneigenaren een pluktuin aanleggen voor hun paarden. Wat kan je hier nou inzetten? Dit keer de Arnica.
arnica montana
De belangrijkste eigenschappen en indicaties voor uitwendig gebruik van de Arnica zijn:
Bewegingsstelsel
- Bevordert de afbraak van bloeduitstortingen
- Verhoogt de doorbloeding
- Vermindert de zwelling
- Ontsteking werend
- Pijnstillend
- Anti reumatisch
- Spier verwarmend
- Spier herstellend
- Spierontspannend
Let op: Enkel uitwendig op een intacte huid gebruiken!
Geschiedenis van de plant
Het lijkt misschien verwonderlijk, omdat Arnica voor ons zo’n bekend geneeskruid is, maar in de geschriften uit de klassieke oudheid is niets terug te vinden over dit kruid, en ook in de Middeleeuwen is er weinig met zekerheid terug te vinden over Arnica. Waarschijnlijk is het in de geschriften van Hildegard von Bingen, dat voor het eerst sprake is van Arnica. In haar boek ‘Liber simplicis medicinae’ uit het ‘Liber subtilitatum diversarum naturarum creaturarum’, (beter bekend als ‘Physica’) heeft zij het over een ‘Wuntwurz’, een wondkruid, en zij beschrijft daarbij exact de indicaties waarvoor het Valkruid later bekend werd. Elders in dat boek, in een stukje over liefdestover spreekt ze over Wolfisgelegena, en dat zou de oudere vorm voor ‘Wohlverleih’, Wolverlei zijn. Hildegard von Bingen geeft echter geen beschrijving van de genoemde planten, en het is dus niet mogelijk met zekerheid te zeggen over welke plant het gaat. De eerste absoluut zekere vermelding van Arnica vinden we pas in de veertiende eeuw in het ‘Opus pandectarum medicinae’ van Matthaeus Sylvaticus. Hij spreekt over ‘Arnich’ Mayer en Czygan verwijzen naar een tekst uit de tweede helft van de vijftiende eeuw, waar voor het eerst van een duidelijke indicatie voor het gebruik van Arnica sprake is, namelijk bij uitblijvende menstruatie.
Eigenschappen
Het kruid is inheems in Europa, vanaf het zuiden van Noorwegen en Zuid-Letland tot in Zuid-Portugal, de noordelijke Apenijnen en de zuidelijke Karpaten, met uitzondering van Groot-Brittanië. In Noord-Amerika is een verwante soort inheems, de Arnica chamissonis. Deze soort lijkt iets gemakkelijker te telen, en heeft vergelijkbare medicinale kwaliteiten.
De plant groeit op zure, kalkarme en voedselarme gronden. Je vindt ze bijvoorbeeld op onbemeste alpenweiden, tot op een hoogte van 2800 meter, maar ook in het laagland op heide- en veengronden. In Nederland en België is de plant echter uiterst zeldzaam.
Valkruid is een winterharde vaste plant, al kan ze wel schade ondervinden van nattigheid of ‘onbedekte’ vorst. In het hooggebergte, onder een sneeuwdek, overleeft ze de winters probleemloos.
De plant, die behoort tot de familie der Asteraceae, heeft een horizontale, zwartbruine wortelstok met talrijke draadvormige zijwortels. Bovengronds vormt de plant een rozet van eivormige tot omgekeerd eironde, gaafrandige bladeren, met vijf tot zeven parallelle nerven die vooral aan de onderzijde sterk uitgesproken zijn (zoals bij weegbree-soorten). Uit de bladrozet ontspringt een rechtopstaande bloeistengel met een eindstandig bloemhoofdje. Op de bloeistengel staan vaak nog twee tegenoverstaande smallere bladeren, met eventueel in de bladoksel nog een bijkomende bloeistengel. Meer dan drie bloemhoofdjes op een stengel zijn zeldzaam.
De bloemhoofdjes zijn oranje-geel van kleur, en bestaan uit centraal geplaatste buisbloemen omringt door een krans van vijftien tot twintig randstandige lintbloemen. De plaatsing van de lintbloempjes is enigszins ‘warrig’.
Gebruik
Alleen voor uitwendig gebruik op een intacte huid. Van de bloemen in gedroogde vorm kan je een infusie maken (een aftreksel van kruid met gekookt water) en deze op de huid aanbrengen en afdekken met verbandmateriaal. Of je verwerkt de bloemen in een zalf of gel.