De herfst komt er weer aan. De bladeren verkleuren langzaam richting geel, oranje, rood en bruin, de paddenstoelen schieten uit de grond en de regen valt weer met bakken uit de lucht. Een prachtige tijd om door het bos te rijden en genieten van de prachtige herfstkleuren. Maar er liggen ook een aantal gevaren op de loer, zoals atypische myopathie, door het eten van gevallen bladeren en zaden van de esdoorn.
De esdoorn
Iedereen kent wel die prachtige rood kleurende esdoorns met de draaiende helikoptertjes. Een geliefde boom voor in de tuin en veel gebruikt door fotografen als onderwerp of achtergrond. Echter kunnen een aantal esdoornsoorten zowel in het voorjaar als in het najaar zeer gevaarlijk zijn voor paarden. De zaden (de helikopters in het najaar) en de zaailingen (de jonge plantjes in het voorjaar) worden op dit moment gezien als de belangrijkste veroorzakers van atypische myopathie, of weidemyopathie. Atypische myopathie is een zeer ernstige spieraandoening die vooral in het najaar optreedt bij dieren met weidegang. Maar ook in het voorjaar zijn de zaailingen dus gevaarlijk. De ziekte kan heel acuut beginnen en zich zo snel ontwikkelen dat paarden met de aandoening dood gevonden worden. Vaak treft het meerdere dieren uit een koppel in de wei.
Zaden
Uitgebreid onderzoek in Europa en Amerika leverde op dat er een relatie was tussen de aanwezigheid van esdoorns en het voorkomen van weidemyopathie. In eerste instantie werd gedacht aan een schimmel Rhytisma punctatum (‘tar spot’) die op de bladeren van bepaalde esdoornsoorten kan voorkomen, maar sinds 2017 is duidelijk dat een toxine, hypoglycine A de oorzaak is. Dit toxine zit vooral in de zaden (najaar) en de zaailingen (voorjaar) en minder in de bladeren van de esdoorn. Verder onderzoek door de faculteit Diergeneeskunde en RIKILT (Nederlands Instituut voor Voedselveiligheid, Wageningen) heeft aangetoond dat de hoeveelheid toxine verschillend is tussen de verschillende esdoornsoorten en ook tussen de diverse bomen van één soort. Er zijn 278 monsters van de 3 meest voorkomende soorten esdoorns in Nederland onderzocht: de gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus), de veldesdoorn of Spaanse aak (Acer campestre) en de Noorse esdoorn (Acer platanoides). In alle zaden, bladeren en spruiten is de concentratie hypoglycine A gemeten. Bij de veldesdoorn en de Noorse esdoorn werd de gifstof niet aangetroffen. Daarentegen bevatte elk monster van de gewone esdoorn wel hypoglycine A. Het lijkt er dus op dat de veldesdoorn en de Noorse esdoorn zonder bezwaar rondom een weide of paddock kunnen staan.
De aanwezigheid van hypoglycine A in de bladeren, zaden en spruiten van de gewone esdoorn varieerde echter fors. Niet iedere gewone esdoorn is dus per definitie onveilig. Er zijn namelijk vele duizenden weides met gewone esdoorns eromheen waar de paarden niet ziek worden. Ook de hoogte van de concentratie hypoglycine A bleek niet veel te zeggen over het ziek worden van paarden. Er spelen dus mogelijk nog meer factoren een rol bij het ontstaan van de aandoening.
Gekleurde bladeren met helikopters aan het begin van de herfst
Atypische myopathie herkennen
Atypische myopathie komt vrijwel alleen maar voor bij paarden die buiten lopen. De aandoening wordt vooral gezien tijdens of na een periode met koud, nat en winderig weer bij paarden die doorgaans geen of weinig bijvoeding krijgen. De aandoening komt incidenteel ook voor in weilanden waar geen esdoorns te vinden zijn.
Klinisch vertoont een paard met atypische myopathie de typische symptomen van een spierbevangenheid: niet willen lopen, veel liggen, harde pijnlijke spieren en vaak trillen en zweten. De urine is koffie-zonder-melk-kleurig, net als bij de werk-gerelateerde myopathie (spierproblemen). Deze bruine kleur wordt veroorzaakt door afbraakproducten van de aangetaste spiercellen. De aandoening verloopt vaak heel snel.
Diagnose
Heb je het vermoeden dat jouw paard atypische myopathie heeft, zet je paard dan binnen, zo dicht mogelijk bij de plaats waar hij stond. Houd het dier warm te houden en bel onmiddellijk de dierenarts. Indien er geen stal beschikbaar is, is het goed om een noodvoorziening te bouwen. Ook een deken kan helpen. De dierenarts zal het paard klinisch onderzoeken en zo nodig bloed en urine afnemen voor onderzoek. De concentratie van het spierenzym creatine kinase (CK) geeft een indicatie van de ernst, maar om de diagnose ‘atypische of weidemyopathie’ met 100% zekerheid te stellen is een stofwisselingsonderzoek nodig naar de hypoglycine A, methylene cyclopropyl acetic acid (MCPA) en acylcarnitine concentraties in het serum van aangetaste paarden, maar dit kost tijd en geeft dus alleen achteraf een bevestiging van de diagnose. Er zijn geen absolute grenswaarden van deze stoffen aan te geven. Sommige dieren krijgen met lagere concentraties al spierproblemen, terwijl andere dieren met hogere concentraties geen klinische symptomen laten zien.
Behandelen
Het is het beste om een paard met symptomen van myopathie zo dicht mogelijk bij de wei waar hij is gevonden te behandelen, omdat lopen (als dat nog kan), maar ook transport erg veel extra schade aan de spieren geeft.
De algemene maatregelen zijn rust, dikke bedding, warme deken, liggende dieren elke 4 uur op de andere zijde leggen en voldoende water en goed hooi verstrekken. Als medicatie zal de dierenarts pijnstillers en veel infuus (om de afvalstoffen die giftig zijn uit te spoelen) geven. Ook kan carnitine (om afvalstoffen te binden die daarna uitgeplast kunnen worden), vitamine E en vitamine B2 worden gegeven. Om voldoende energie voor de spieren beschikbaar te krijgen kan worden geprobeerd, nu de vetstofwisseling niet goed werkt, om de suikerstofwisseling te stimuleren door behandeling met glucose en insuline. Dit vergt echter wel zeer zorgvuldige controle van de bloedwaarden.
Preventie
Nog beter is het voorkomen van atypische myopathie. Wat kun je daar zelf aan doen? Kappen van alle esdoorns in de buurt is natuurlijk niet altijd mogelijk. En de wind kan de zaden ver dragen, dus ook esdoorns verder weg gelegen kunnen een gevaar vormen. Andere voorzorgsmaatregelen zijn aan te raden. Denk hierbij aan het aanbieden van voldoende ruwvoer. Zeker wanneer er onvoldoende gras beschikbaar is, is het noodzakelijk om voldoende goede kwaliteit ruwvoer bij te voeren. Daarnaast is een schuilmogelijkheid noodzakelijk zodat de dieren genoeg beschutting hebben.
Esdoornblad
Verder kan men toegang tot de zaden, zaailingen of bladeren voorkomen door bijvoorbeeld de wei te verkleinen met schrikdraad of een hek om de afstand tot de bomen groter te maken. Eventueel kan men actief bladeren en zaden verwijderen met bijvoorbeeld een bladblazer of zaailingen uittrekken en meenemen (gedroogde zaailingen en bladeren blijven giftig). Na een winderige periode is het ook verstandig de paarden af te schermen tot het blad en de zaden zijn verwijderd. Er is recent aangetoond dat paarden die minder dan 6 uur per dag buiten lopen de aandoeningen vrijwel nooit krijgen. Maar met het oog op het welzijn van de paarden natuurlijk beter om tijd en energie te stoppen in het zaden-, zaailingen- en bladvrij houden van de wei in plaats van de paarden langdurig op stal te houden.
Het bewijs dat esdoorns met 100% zekerheid de oorzaak van alle problemen zijn, is nog niet onomstotelijk geleverd en niet alle esdoorns zijn giftig. Daarom wordt het kappen van esdoorns rond paardenweiden niet meteen aangeraden. Anderzijds, is natuurlijk het nieuw planten van met name de gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus) rond een paardenweide niet verstandig.
Bron: Universiteit Utrecht