Tijdens onze training zijn we bezig met het sterker maken van onze paarden. Zowel aan de hand, als onder het zadel of voor de kar zijn er diverse manieren om je paard te trainen. Maar wisten jullie dat er ook een manier is om je paard te trainen zonder dat jij dit actief doet? Dit noemen ze Passive Physio. Een aantal weken geleden volgde ik een lezing van Tamara Dorresteijn en ik neem jullie graag mee in mijn enthousiasme.
Onze trainingmethodes zijn bedoeld om grotere spieren te trainen om over hindernissen te kunnen springen, het uitvoeren van moeilijke en gedragen dressuuroefeningen of zo hard mogelijk te draven of galopperen. Maar er zijn meer spieren, dieper liggend, die ook bij hoogopgeleiden paarden nog zwak en onderontwikkeld kunnen zijn. Deze spieren zijn belangrijk voor balans, soepelheid en zelfgedragenheid. Vergelijk het met grove en fijne motoriek, daar gebruik je grote of juist kleine spieren voor, maar ook je core bestaat uit die kleine spieren. De grote spieren bevinden zich over het algemeen ver van de wervelkolom en zijn minder gevoelig. Zij zijn vooral trainbaar onder het zadel of aan de longe. De kleine spieren zijn de balansspieren. Deze liggen dicht bij de wervelkolom en geven het zenuwstelsel informatie. Ze liggen diep in het lichaam en zijn niet door ons mensen te trainen, dat moet een paard zelf doen. Passieve physio is een manier om deze spieren te richten en te versterken, omdat ze net zo belangrijk zijn voor beweging en prestaties als de grotere spieren. Ook richt passive physio zich op het versterken van de core en brengt het lichaam in balans.
Sharon May Davis
Na een bezoek aan een kudde konikpaarden in Nederland was Sharon May Davis onder de indruk van de symmetrie van deze paarden. Rechte benen, gelijke voeten, sterke ruggen, geen enkele knie- of hakprobleem en een correcte manier van lopen. Hierdoor besloot zij onderzoek te doen naar hoe 34 primitieve paardenrassen leven en eten en dan met name de spierontwikkeling. Denk hierbij aan de zebra, de konik, bergpaarden, przewalski paarden en gedomesticeerde paarden. Zij constateerde dat deze paarden 80% van de tijd aten op graashoogte, maar 20% van de tijd hun eten browsen. Dit wil zeggen dat zij planten en andere vegetatie boven kniehoogte eten. Hiermee strekt het paard zich uit, trekt aan takken en versterkt zo andere spieren in het lijf dan wat wij doen met trainen. Met deze informatie kunnen wij ons huidige paard enorm ondersteunen, zowel preventief als tijdens revalidatie. Onze huidige paarden zijn gefokt op eigenschappen die vooral gericht zijn op gebruik van paarden, maar niet altijd in het belang zijn van de paarden zelf. Dit kunnen we niet de ene op andere dag veranderen, maar kunnen we wel in het management ondersteunen en versterken. Dit kunnen we bijvoorbeeld doen door hen te voorzien van voedsel op verschillende hoogtes.
De ontbrekende lamellen
Het nekgebied van paarden is bijzonder kwetsbaar, zoals blijkt uit de studie van het ‘mysterie van de ontbrekende lamellen’ tussen de halswervels. Sharon May Davis vond verschillen tussen de tekeningen van de nek van het paard in leerboeken en wat ze op de dissectietafel zag. Uit de resultaten van het onderzoek is gebleken dat alle in het wild levende paardachtigen een volledig functionerende nekband hebben, met uitzondering van de Exmoor. Maar ook bij bepaalde bloedlijnen in deze oerpaarden, zijn niet alle lamellen aanwezig in het paard. Terwijl deze essentieel zijn voor de hals. Door het ontbreken van de lamellen zijn paarden gevoelig geworden voor artrose in de hals.
Het gedomesticeerde paard is steeds meer geselecteerd op rijdbaarheid voor sport of recreatie. Dit betekent dat het uiterlijke plaatje verandert, denk aan de langere benen, vrijere schouder en vorm van de rug. Maar hierop selecteren betekent ook dat het direct invloed heeft op de binnenkant. En dit heeft op alle rassen invloed. Waar de lamellen horen te lopen van wervels C2-C7, zijn deze bij veel gedomesticeerde paarden nu te zien van wervels C2-C5 en er zijn zelfs paarden, waaronder een aantal fjorden, die lamellen van C2-C4 lieten zien. Door het ontbreken van deze lamellen laten veel paarden een instabiliteit in de lage hals zien en ontwikkelen ze altijd halsartrose. De vraag is niet óf ze daar artrose ontwikkelen maar wanneer.
Daarom is het belangrijk om extra aandacht te besteden aan het gebied van de onderhals, omdat veel paarden problemen kunnen hebben op dit gebied. Passive physio brengt de lamellen niet terug in het paard, maar het versterkt wel de spieren van de hals.
Vergelijking: zoals de oorspronkelijke lamellen horen te zijn en missende lamellen C7
Bron: Equinestudies
Missende lamellen op C6 en C7 en minimaal op C5
Bron: Horse & People Magazine
Fascia
Ook lieten de dissecties een groot verschil zien die een directe relatie hadden tot de manier van houden van de paarden. Met name de fascia (de kous om de spieren heen) toonde dat verschil. Zo hadden paarden die vooral stal en weidegang hadden en dus veel met het hoofd naar beneden eten, dikke witte fascia. Terwijl paarden die veel meer browsen en vrije beweging hadden dunnere en soepelere fascia lieten zien.
Houding
Wanneer een veulen geboren wordt en snel op de wei gaat, gaat het proberen om te grazen. Het ontwikkelt hierbij al snel een voorkeursbeen, dat veel paarden hun hele leven houden. Denk maar aan de voorkeurskant bij het trainen, die eigenlijk in de veulentijd al ontstaat. Dit toont al een asymmetrie en scheefheid, wat een paard altijd zal compenseren, hoe klein of hoe groot ook.
Bij het eten op hoogte zetten paarden zichzelf vierkant neer. Hiermee creëren ze voor zichzelf meteen een bepaalde balans in het lichaam. De fijne rug- en buikspieren zijn hiermee aan de werk en trainen ze dus hun core. In de natuur grazen de paarden 80% van hun tijd. Maar 20% van hun tijd eten (browsen) ze op kniehoogte of hoger, door het eten van hoog gras, struiken of bomen. De oerpaarden waren hierdoor zelfs symmetrisch in hun bouw en bespiering. En ook op het kraakbeen zal de manier van houden invloed hebben op je paard.
Hoe kun je dit zelf toepassen?
Het variëren van de voerhoogtes van paarden zorgt niet alleen voor een fysieke maar ook mentale ondersteuning. Je komt tegemoet in de natuurlijke basisbehoeften van je paarden. Naast voer aanbieden op verschillende hoogtes, kun je ook denken aan verschillende ondergronden en hoogteverschillen. Dit alles helpt bij het ontwikkelen van een goede houding en balans van het paard. Het geeft meer stabiliteit in nek en hals, het versterkt de gewrichten en het activeert een bewuste zelfhouding van je paard.
Ga je variëren met voedsel in hoogtes, houd dan de 80/20 regel aan: 80% bied je aan op hoogte onder de knie en 20% bied je op kniehoogte of hoger aan. Des te kleiner de maaswijdte, des te meer inspanning je paard moet leveren. Bedenk hierbij wel dat een paard in de natuur een hap op hoger niveau pakt, eventueel wat aan een tak moet trekken, maar het eten dan op neutrale hoogte weer op eet. Maak het je paard dus niet té moeilijk, dan krijg je frustratie en teveel plukken en trekken op hoogte. Je kunt gebruik maken van een kleinere maas voor wat extra uitdaging, maar zorg dan altijd dat er ergens een plek laag bij de grond is waar je paard ook makkelijk kan eten, zodat er keuze is en hij niet continu in de hoge houding hoeft te staan. Dit vereist enige oefening, dus het is beter om te starten met een grotere maas, vanaf 4,5x4,5cm. Je kunt dit met een klein netje hooi doen, bijvoorbeeld een snacknetje of kleine slowfeeder, zodat ze kunnen wennen aan de houding. Je kunt dit toepassen in een paddock, maar kan ook prima in een stal.
Een andere optie is het planten van eetbare planten, struiken en bomen op een plek waar de paarden ergens overheen of tussendoor moeten reiken om het eten te pakken. Bijvoorbeeld achter draad of tussen hekken. Zorg ervoor dat je het niet overdrijft en laat je paard niet te lang in een afwijkende houding eten, wilde paarden eten ook afwisselend van de grond. Paarden die het niet gewend zijn, houden het vaak nog niet zolang vol. Geef ze ook de ruimte om weer ergens anders op een andere hoogte of met het hoofd bij de grond te kunnen eten.
Wat ook heel goed is voor de houding en balans van je paard is het lopen op verschillende ondergronden. Als het mogelijk is, is het heel interessant om plekken of paden te maken met diverse ondergronden als zand, grind, tegels en gras. Elke ondergrond vereist een andere houding en andere manier van lopen. Ook obstakels zorgen voor andere bewegingen omdat ze er overheen moeten stappen of omheen slalommen. Denk hierbij aan balken op een pad.
En wissel ook eens met verschillende hoogtes. Een heuvel of poel zijn fantastisch met schuine kanten. Maar kun je dit niet realiseren dan kun je ook oude autobanden vullen met zand als opstapje of een europallet verstevigen met bijvoorbeeld steenschotten (neem dan wel geruwd hout). Je kunt een voerplaats zo maken dat ze altijd op de verhoging moeten staan, bijvoorbeeld met de voorbenen. Dat is een hele goede balanstraining.
Introduceer deze veranderingen langzaam. Paarden moeten hier aan wennen en zullen, zeker met obstakels op de weg, in het begin nog wat onhandig omgaan. Wanneer ze de handigheid hebben ontwikkeld, kun je gaan variëren en dingen toevoegen. Het houdt ze zowel mentaal als fysiek bezig.
Passive physio is geen vervanging van training of therapie, maar het is wel een hele belangrijke tool voor het management en het welbevinden van je paard en het kan zeker helpen om training en therapie voor je paard te versterken. Wil je hier meer over weten? Volg dan vooral een lezing of workshop bij Tamara Dorresteijn.