Even terug naar de basis, hoe zit het toch eigenlijk? Het is niet voor iedereen vanzelfsprekend hoe alles rondom paarden werkt of wat erbij komt kijken. Welke soorten er eigenlijk zijn en wat de bedoeling is. In deze blogs nemen we een stapje terug, om de basis weer eens goed te bekijken.
Deze keer kijken we naar de drie basisgangen; stap, draf & galop.
De drie basisgangen
Elk paard beschikt over de drie basisgangen stap, draf en galop.
Stap
De stap is een vier-takt gang zonder zweefmoment. Dit betekent dat het paard altijd twee of drie benen aan de grond heeft en dat elk been afzonderlijk van elkaar beweegt. Gemiddeld gaat het paard zo'n zeven km/u als het stapt, maar dit is natuurlijk afhankelijk van het ras en de grootte van het paard. In volgorde zet het paard zijn benen als volgt neer: linksachter - linksvoor - rechtsachter - rechtsvoor.
In stap blijft de ruiter in het zadel en beweegt deze soepel mee met de beweging.
De stap kan nog verder worden onderverdeeld:
Vrije stap
Ontspannen pas waarbij het paard de vrijheid krijgt de hoofd- en halshouding zelf te bepalen. Wordt voornamelijk gevraagd tijdens het uitstappen.
Arbeidsstap
Regelmatig en ongedwongen pas, actief maar ontspannen. Er is sprake van een lichte en constante aanleuning via licht contact met de mond.
Verruimde stap
Pas wordt zichtbaar vergroot met een daarbij passende verlenging van de bovenlijn. De ruiter houdt soepel en gelijkmatig contact met de mond. Dit wordt gevraagd in de B en L1.
Middenstap
Gang tussen de arbeidsstap en uitgestrekte stap. De pas is actief, regelmatig en ongedwongen die voortvloeit in het gehele lichaam. Er is een zichtbare verruiming met een daarbij passende verlenging van de bovenlijn.
Uitgestrekte stap
Deze gang wordt pas in het M2 gevraagd. Het is hierbij belangrijk dat het paard een duidelijke verruiming laat zien en ook van voren verlengd. Het is belangrijk dat het paard recht blijft en de hand naar voren durft te volgen.
Verzamelde stap
Bij deze stap is het belangrijk dat het paard aan elkaar loopt. Bij verzameling is het de bedoeling dat het paard de schoft omhoog lift en het achterbeen goed ondertreedt.
In alle fases van de stap is het van belang dat het paard in een vier-takt blijft lopen en rechtuit loopt. De verzamelde en uitgestrekte stap worden pas in de hogere klasse van de dressuur gevraagd.
Draf
De draf is een twee-takt gang met een zweefmoment. Het paard beweegt in deze gang altijd twee benen tegelijkertijd. In volgorde is de gang als volgt: linksachter & rechtsvoor - zweefmoment - rechtsachter & linksvoor - zweefmoment. Zoals je ziet beweegt het paard dus diagonaal zijn benen naar voren. De draf gaat gemiddeld zo'n 13km/u.
In de draf kan de ruiter ervoor kiezen om te blijven zitten, dit noemen we doorzitten, of te gaan lichtrijden. Hierbij gaat de ruiter bij elke pas staan in de beugels of zitten in het zadel. Dit doet de ruiter in hetzelfde ritme als dat het paard loopt. Hierbij is het belangrijk dat de ruiter 'op het goede been' lichtrijdt. Dit betekent dat wanneer het paard linksom gaat, de ruiter gaat staan wanneer het linkervoorbeen naar voren gaat. Wanneer het paard rechtsom gaat, moet de ruiter gaan staan wanneer het rechtervoorbeen naar voren gaat. Wanneer je van hand verandert, moet je dus ook van been veranderen. Dat doe je door twee passen door te zitten.
Ook de draf kan weer worden onderverdeeld:
- Arbeidsdraf
De arbeidsdraf zit tussen de verzamelde draf en de middendraf in. Het paard moet in de arbiedsdraf in evenwicht lopen met het gewicht verdeeld over vier benen. De ruiter houdt hierbij een licht, soepel en gelijkblijvend contact met de mond. Het paard beweegt zich voorwaarts met gelijke en elastische passen waarbij hij zijn achterbenen actief naar voren brengt.
- Verruimde draf
Bij de verruimde draf is het de bedoeling dat het paard zichtbaar grotere passen maakt en daarbij een passende verlenging in de bovenlijn laat zien. Het teugelcontact blijft constant en elastisch terwijl de hals wat langer wordt en het paard het hoofd wat meer voor de loodlijn brengt dan in de arbeidsdraf. De verruimde draf is een voorbereiding op de middendraf.
- Middendraf
De middendraf zit tussen de arbeidsdraf en de uitgestrekte draf in. Ook hierbij moet het paard de passen zichtbaar verlengen met een daarbij passende verlenging in de bovenlijn. Er is een duidelijke impuls met een stuwende kracht vanuit de achterhand, waarbij het paard dezelfde houding aanhoudt als in de arbeidsdraf. De passen blijven regelmatig met een beweging die ontspannen en evenwichtig is.
- Verzamelde draf
Wanneer je je zover bent dat je het paard goed in het horizontale evenwicht kan rijden, kun je gaan werken aan de verzamelde draf. Wanneer het paard de achterhand verder ondertreedt, en daarbij dus meer gewicht op de achterhand draagt, wordt hij aan de voorkant lichter. Dit wordt de "oprichting" genoemd. Dit zijn echter wel oefeningen die pas verder in de dressuur aan bod komen.
- Uitgestrekte draf
Bij de uitgestrekte draf is het de bedoeling dat het paard zijn passen duidelijk verlengt, zonder dat deze versnelt in tempo. Dit is de meest uitgestrekte vorm van de draf.
Twee oefeningen die een variant zijn op de draf, zijn de Piaffe en de Passage. Omdat deze oefeningen echter pas in de hogere dressuur gevraagd worden, zullen we deze niet behandelen.
Galop
De galop is een drie-takt gang met zweefmoment. Het paard zet hierbij, in de linkergalop, als eerste het rechterachterbeen neer. Daarna volgt het linkerachterbeen en het rechtervoorbeen tegelijkertijd en als laatste het linkervoorbeen. Hierbij gaat het linkervoorbeen het verste naar voren. In de rechtergalop gaat het andersom, dus het linkerachterbeen eerst, daarna het rechterachterbeen en het linkervoorbeen en als laatste het rechtervoorbeen. Het zweefmoment ontstaat zodra het laatste voorbeen de vloer verlaat.
Het is in de galop belangrijk dat je goed in het zadel blijft zitten. Door netjes rechtop te zitten kun je gemakkelijker de juiste hulpen geven. Wanneer je in de linkergalop wil aanspringen, neem je iets stelling naar links aan. Je legt je linkerbeen op de singel en met je rechterbeen 'druk' je het paard in de galop. Houdt tijdens de overgang netjes contact en zorg ervoor dat je rechtop blijft zitten. Hiermee voorkom je dat je paard te veel op de voorhand valt.
Bij de overgang terug, ga je zelf iets zwaarder zitten. Je geeft met je handen een korte ophouding en van daaruit sluit je het paard netjes terug naar de draf. Na deze overgang is het belangrijk om ervoor te zorgen dat het paard actief blijft draven, maar niet uit elkaar valt. Wanneer je hier moeite mee hebt, vraag daar dan extra aandacht naar in je lessen.
De galop kan ook weer onderverdeeld worden in verschillende variaties:
- Arbeidsgalop
De arbeidsgalop zit tussen de verzamelde en de middengalop. De voorwaartse sprongen van het paard zijn lichtvoetig en 'gecadanceerd', waarmee bedoeld wordt dat het paard het juiste ritme aanhoudt. De achterhand is actief, maar een verzameling wordt niet gevraagd. Wel wordt het belang van de impuls onderstreept. Verder is het paard ontspannen en gehoorzaam.
- Verruimde galop
Vanaf de L1 wordt er gevraagd om de galop te verruimen. Hierbij is het de bedoeling dat het paard zichtbaar grotere passen maakt en een daarbij passende verlenging toont in de bovenlijn/hals. De passen blijven regelmatig, in evenwicht en ontspannen. De verruimde galop is een voorbereiding op de middengalop.
- Middengalop
Tussen de arbeidsgalop en de uitgestrekte galop zit de middengalop. De sprongen worden zichtbaar vergroot met daarbij weer een passende verlenging in de bovenlijn. Deze verruiming komt duidelijk tot stand vanuit de achterhand.
Een vierde variatie is de rengalop. Dit is een variatie van de galop die niet in de dressuur gevraagd wordt, en die je ook niet in de bak kan vragen. Het is de snelste gang van het paard, waarbij het paard ook zo snel gaat dat het in een vier-takt galoppeert. Om deze galop goed uit te zitten, moet je verlicht zitten. Dit doe je door te gaan staan in de beugels en je bovenlichaam iets naar voren te brengen. De rengalop wordt veel tijdens het buitenrijden wel gevraagd, bijvoorbeeld tijdens een strandrit. Daarnaast wordt de rengalop veel bij paardenraces gevraagd.
In de hogere dressuur worden er veel moeilijke oefeningen in de galop gevraagd zoals galopwissels, pirouettes en galop appuyementen. In de basis dressuur komen deze oefeningen echter niet voor.
Elk paard beheerst deze drie basisgangen. Wat bij deze gangen belangrijk is, is ritme, takt en impuls. Hier komen we later op terug.
Er zijn ook paarden die naast de drie basisgangen nog een of meerdere extra gangen beheersen. Dit zijn gangenpaarden, denk dan bijvoorbeeld aan de IJslander die kan tölten. Ook hier komt nog een apart artikel over.